In een orgaan kunnen [blank_start]cellen[blank_end] voorkomen die heel verschil-
lend van vorm zijn. De vorm van de cellen hangt samen
met de functie die de cellen hebben. Er zijn veel verschil-
lende typen cellen.
Meestal liggen cellen met dezelfde vorm en dezelfde
functie(s) in groepen bij elkaar. We noemen zo'n
groep cellen een [blank_start]weefsel[blank_end]. Voorbeelden van [blank_start]weefsels[blank_end]
zijn beenweefsel, kraakbeenweefsel, spierweefsel en
zenuwweefsel. Een Orgaan is meestal
opgebouwd uit meerdere soorten weefsel.
In een weefsel bestaan de cellen uit levend materiaal.
Bij veel weefsels liggen de cellen niet direct tegen elkaar
aan, maar komt [blank_start]tussencelstof[blank_end] voor (zie afbeelding 7).
Tussencelstof bestaat uit [blank_start]dood[blank_end] materiaal.
Tussencelstof kan heel verschillend van aard zijn. In
sommige weefsels is de tussencelstof hard, in andere
weefsels zacht 0f vloeibaar. Dat hangt samen met de
functie die de tussencelstof heeft.