Pijn en farmacologie

1

Exterosensoren:

1

Propriosensoren:

1

Interosensoren:

1

Exterosensoren:

1

Propriosensoren:

1

Interosensoren:

1

Chemosensoren zijn gevoelig voor:

1

Mechanosensoren zijn gevoelig voor:

1

Thermosensoren zijn gevoelig voor:

1

Fotosensoren zijn gevoelig voor:

1

Nocisensoren zijn gevoelig voor:

1

Prikkeldrempel = laagste prikkelsterkte die ( depolarisatie, repolarisatie, hyperpolarisatie ) veroorzaakt in sensorische zenuwcel

1

Lagere prikkeldrempel voor adequate prikkels dan voor niet-adequate prikkels

1

Eerste prikkeling sensor:

1

Langdurige, gelijkblijvende prikkeling:

1

Negatieve adaptatie: ( minder, meer ) sensorpotentialen / impulsen in de loop van de tijd (( verhoging, verlaging ) prikkeldrempel)

1

Positieve adaptatie: ( meer, minder ) sensorpotentialen / impulsen in de loop van de tijd (( verlaging, verhoging ) prikkeldrempel)

1

Unimodaal:

1

A-vezels:

1

C-vezels:

1

Angst: ( hypoalgesie, hyperalgesie ) (( verminderde, verhoogde ) gevoeligheid voor pijn)

1

Opwinding: ( hyperalgesie, hypoalgesie ) (( verhoogde, verminderde ) gevoeligheid voor pijn)

1

Thermische activatie:

1

Mechanische activatie:

1

Algehele anesthesie (narcose):

1

Regionale anesthesie:

1

Lokale anesthesie:

1

Lokaal-anesthetica blokkeren:

1

Lipofiele groep (( aromatisch, amine )): ( vetoplosbaarheid, wateroplosbaarheid )

1

Hydrofiele groep (( amine, aromatisch )): ( wateroplosbaarheid, veroplosbaarheid )

1

Xylidinen: ( tertiaire, secundaire ) amine met benzeenring met ( twee, een ) methylgroepen

1

Toluïdinen: benzeenring met ( een, twee ) methylgroep + ( secundaire, tertiaire ) amine

1

Factoren die van invloed zijn op de intrinsieke eigenschappen van lokaal anesthetica:

1

Toevoeging zoutzuur (HCI) ( verbetert, vermindert ) wateroplosbaarheid

1

R3NH+ = ( wateroplosbare, vetoplosbare ) ( geïoniseerde, inactieve ) vorm, ( verantwoordelijk voor analgetisch effect, belangrijk voor passage membranen )

1

R3N = ( vetoplosbare, wateroplosbare ), ( ongeladen, geladen ), ( inactieve, geïoniseerde ) vorm, ( belangrijk voor passage membranen, verantwoordelijk voor analgetisch effect )

1

pKA = pH injectieplaats: 50% ( geïoniseerde, ongeïoniseerde ) (wateroplosbare) vorm + 50% ( ongeïoniseerde, geïoniseerde ) (vetoplosbare) vorm

1

pKa > pH injectieplaats = meer ( geïoniseerde, ongeïoniseerde ) (( wateroplosbare, vetoplosbare )) vorm

1

pKa < pH injectieplaats = meer ( ongeïoniseerde, geïoniseerde ) (( vetoplosbare, wateroplosbare )) vorm

1

Intracellulair: relatief ( lage, hoge ) pH

1

Extracellulair: relatief ( hoge, lage ) pH

1

Welke vorm overheerst in ontstoken weefsel?

1

Lokale eliminatie:

1

Systematische eliminatie:

1

A-fase eliminatie:

1

B-fase eliminatie:

1

Y-fase eliminatie:

1

Epinefrine (adrenaline):

1

Felypressine (octapressine):

1

Methyl- en propylparabeen: ( frequent, soms ) allergische reacties

1

Bisulfiet: ( soms, frequent ) allergische reacties

1

Welke vorm van toevoegingen aan oppervlakte anesthetica heeft de voorkeur?

1

Welke pijnstiller veroorzaakt leverschade?

1

Opiaten:

1

Opioïden:

1

De afbeelding toont een:

1

Welke pijnstiller is verslavend?

1

De afbeelding toont een:

1

Prikkels van nociceptoren ontstaan in de:

1

De afbeelding toont een:

1

De afbeelding toont een:

1

De afbeelding toont een:

1

De afbeelding toont:

1

De afbeelding toont:

1

De afbeelding toont:

1

Eigenschappen nociceptoren:

1

Voorbeelden van esters:

1

Voorbeelden van amides:

Lokale anesthesie Quiz on Pijn en farmacologie, created by Felicia van der Leeuw on 23/10/2019.

Pijn en farmacologie

Pijn en farmacologie

Exterosensoren:

Propriosensoren:

Interosensoren:

Exterosensoren:

Propriosensoren:

Interosensoren:

Chemosensoren zijn gevoelig voor:

Mechanosensoren zijn gevoelig voor:

Thermosensoren zijn gevoelig voor:

Fotosensoren zijn gevoelig voor:

Nocisensoren zijn gevoelig voor:

Prikkeldrempel = laagste prikkelsterkte die depolarisatie repolarisatie hyperpolarisatie( depolarisatie, repolarisatie, hyperpolarisatie ) veroorzaakt in sensorische zenuwcel

Lagere prikkeldrempel voor adequate prikkels dan voor niet-adequate prikkels

Eerste prikkeling sensor:

Langdurige, gelijkblijvende prikkeling:

Negatieve adaptatie: minder meer( minder, meer ) sensorpotentialen / impulsen in de loop van de tijd (verhoging verlaging( verhoging, verlaging ) prikkeldrempel)

Positieve adaptatie: meer minder( meer, minder ) sensorpotentialen / impulsen in de loop van de tijd (verlaging verhoging( verlaging, verhoging ) prikkeldrempel)

Unimodaal:

A-vezels:

Prikkeldrempel = laagste prikkelsterkte die ( depolarisatie, repolarisatie, hyperpolarisatie ) veroorzaakt in sensorische zenuwcel

Negatieve adaptatie: ( minder, meer ) sensorpotentialen / impulsen in de loop van de tijd (( verhoging, verlaging ) prikkeldrempel)

Positieve adaptatie: ( meer, minder ) sensorpotentialen / impulsen in de loop van de tijd (( verlaging, verhoging ) prikkeldrempel)

Angst: ( hypoalgesie, hyperalgesie ) (( verminderde, verhoogde ) gevoeligheid voor pijn)

Opwinding: ( hyperalgesie, hypoalgesie ) (( verhoogde, verminderde ) gevoeligheid voor pijn)

Lipofiele groep (( aromatisch, amine )): ( vetoplosbaarheid, wateroplosbaarheid )

Hydrofiele groep (( amine, aromatisch )): ( wateroplosbaarheid, veroplosbaarheid )

Xylidinen: ( tertiaire, secundaire ) amine met benzeenring met ( twee, een ) methylgroepen

Toluïdinen: benzeenring met ( een, twee ) methylgroep + ( secundaire, tertiaire ) amine

Toevoeging zoutzuur (HCI) ( verbetert, vermindert ) wateroplosbaarheid

R3NH+ = ( wateroplosbare, vetoplosbare ) ( geïoniseerde, inactieve ) vorm, ( verantwoordelijk voor analgetisch effect, belangrijk voor passage membranen )

pKA = pH injectieplaats: 50% ( geïoniseerde, ongeïoniseerde ) (wateroplosbare) vorm + 50% ( ongeïoniseerde, geïoniseerde ) (vetoplosbare) vorm